Rondje Isle of Man TT met John McGuinness
Levende Legende
Tekst: Ed Smits
Fotografie: Stephen Davison
Plan A
“Wat een geweldig idee, maar weet je dat de Mountain is afgesloten?” begint de taxichauffeur die me vanaf het vliegveld naar het hotel brengt weinig hoopvol, nadat ik ‘m over de reden van mijn bezoek aan dit roemruchte eiland vertel. “Het heeft de afgelopen dagen gesneeuwd en voor morgen is opnieuw slecht weer voorspeld. Ik denk niet dat ‘ie morgen al weer open is, maar je weet maar nooit.” Niet het nieuws waar ik op zit te wachten,maar met de zon in vol ornaat aan de horizon is het haast niet voor te stellendat het morgen rigoureus anders zal zijn. Tot ik de volgende ochtend wakker word van het gekletter van regen, het eiland in één donker wolkendek is gehuld en Manx radio een foto van een dichtgesneeuwde Mountain heeft gedeeld, Wie verwacht dit nu op het eiland Man?met het bericht dat ‘ie naar verwachting voorlopig nog niet open gaat. Als vier uur later het weersbeeld nog steeds hetzelfde is en het er niet naar uitziet dat het zal gaan opklaren stel ik voor dat we altijd nog op plan B kunnen overgaan, maar met een “Nah, laten we ’t gewoon bij plan A houden,” wordt dat idee van tafel geveegd.
Het typeert de persoon die John McGuinness is, de roadrace legende die zijn allereerste Isle of Man TT in 1996 reed en inmiddels 23 TT-overwinningen op naam heeft staan. Waarmee de Morecambe Missile, zoals hij wordt genoemd, de op één na succesvolste Isle of Man TT coureur in de geschiedenis is, alleen wijlen Joey Dunlop – de man waar hij alles van heeft geleerd – had met 26 TT zeges meer succes. Wat totaal aantal podiumfinishes betreft is McGuinness echter al sinds 2013 Zijn eerste TT-zege stamt uit 1999, in de Leightweight 250de koning van de Mountain, toen hij Joey’s totaal aantal van 40 podiums voorbij ging. Momenteel staat de teller op 46 podiums uit in totaal 92 starts en als het aan John ligt is het einde nog niet in zicht.
Zijn eerste overwinning behaalde John in de Leightweight 250 TT in 1999, het jaar dat hij ook Brits 250 kampioen werd. Zijn eerste hat trick (drie overwinningen in één TT, red.) behaalde John in 2004 en herhaalde dat twee jaar later in 2006, het jaar dat onmiskenbaar als Johns meest succesvolle de boeken in is gegaan. Naast drie overwinningen verbrak hij die TT maar liefst 4 keer het ronderecord. Een jaar later brak hij in de Superbike en Senior TT zowel het ronde- alsmede het racerecord en was met 130.354 de eerste coureur die de magische 130 mph barrière doorbrak. Zijn laatste overwinning dateert uit 2015, dat jaar won hij naast TT Zero – de race over 1 ronde met Kijk, daar heb ik nou al 46 keer gestaan, waarvan 23 op 't hoogste trapjeelektrisch aangedreven machines – de Senior TT en zette bij die laatste en passant een nieuw ronderecord van 132.701 mijl per uur.
Dat zijn record een jaar later al weer aan diggelen werd gereden door Michael Dunlop – het 27-jarige neefje van Joey Dunlop, die in zowel de Superbike als de Senior TT voor het eerst in de geschiedenis onder de 17 minuten wist te duiken en met 133.962 mph maar een fractie verwijderd was een 134’er, deert John niets. “Weet je dat ik afgelopen jaar ook onder de 17 minuten zat? Alleen niet van start tot finish en dat is voor wat officiële ronderecords betreft het enige dat telt. Natuurlijk is een ronderecord fijn, maar het is uiteindelijk alleen de overwinning die telt.”
Snow up the Mountain
Terwijl de regen nog steeds met bakken uit de hemel valt maken we ons op voor een rondje over het 37,73 mijl lange stratencircuit. Dat wil zeggen, tot zover als we kunnen komen, vanwege sneeuw zit de Mountain sectie er vandaag helaas niet in. “Wáár wil je dat ik stop, op alle punten waar ik een sterke herinnering aan heb? Hoeveel dagen heb je?” Ik heb John blijkbaar voor een enorme uitdaging gezet - niet in de laatste plaats omdat voor onze trip slechts 2 uur stond ingepland, waarop we maar gaan rijden en zien waar het schip strand. We trappen af bij de Grandstand start/finish tribune, waar op een gigantisch groot bord door schoolkinderen nog steeds op de old-school manier de rondetijden de Starten doe je dus met je voorwiel óp de witte lijnbordjes met rondetijden worden opgehangen en waar John tot op heden 23 keer op het hoogste bordes heeft gestaan.
Vanaf start/finish rijden we naar de ‘Bottom of Bray Hill’, voor het publiek een van de meest spectaculaire plekken naast de baan, in de moestuintjes van de bewoners die dat met liefde toestaan. Het is een knik naar rechts precies op het laagste punt van de straat, die na een beste afdaling weer steil omhoog gaat. “De 1000cc Superbikes komen hier met dik 170 voorbij,” weet McGuinness met te vertellen. Dat lijkt niet hard, tot ik me realiseer dat ‘ie, Brits als ‘ie is, wel in mijlen per uur praat. Goeiendag! Maal 1,6 hebben we ‘t dus over dik 270 km/u. In de bebouwde kom, met stoepranden, heggen, stenen muurtjes en allesbehalve strak asfalt. Bizar is hier het understatement van het jaar. Volgens McPils zijn de krachten zó groot dat de motor helemaal inveert en de onderkuip vol over het asfalt schuurt. Of dat niet extreem angstaanjagend is, vraag ik me af. “In ronde nummer 1, 3 en 5 is het een beetje oppassen, omdat je met een volle tank en verse banden rijdt, maar in ronde 2, 4 en 6 neem ik deze bocht gewoon volgas,” aldus John.
Bottom of Bray Hill, in de race dus met dik 270 km/u. Dan wel zonder deze auto's, dat wel, maar toch.. 270 km/u. Ga d'r maar aanstaan.
Danger zone
Vanuit Brey Hill rijden we via Ago’s Leap naar Quarter Bridge, de enige bocht waar John ooit is gecrasht. “Het afgelopen jaar tijdens de training voor de Classic TT op de Paton 500. Ik was zo kwaad op mezelf, want dit is de bocht waar je elke nieuwkomer voor waarschuwt, omdat ’t de eerste echte bocht is en je banden nog niet op temperatuur. Dat uitgerekend ik hier met al m’n ervaring onderuit moest gaan, was zo ontzettend stom van mezelf. Ik heb de motor opgepakt, Onderuit gaan, terug naar de pits en daarna meteen een nieuw zonderecord zetten. Dat noemen we pas karakterben buiten het parkoers terug naar de pits gereden en heb daarna in mijn volgende ronde meteen een nieuw kwalificatie ronderecord gezet.” John geeft wel aan dat van alle plaatsen waar je onderuit zou kunnen gaan, dit wel een van de meest veilige is. “Als je een kaart zou moeten trekken met daarop de bocht waar je gaat crashen en je trekt deze kaart dan zeg je, dankjewel.”
Dat het noodlot elk moment kan toeslaan weet John maar al te goed. In de 20 jaar dat hij hier heeft geracet heeft de inmiddels bijna 45-jarige coureur uit Morecambe, Lancashire drie vrienden verloren. Al direct in zijn eerste jaar 1996 leerde hij hoe dicht de scheidslijn tussen extreme hoogte- en dieptepunten is: hij finishte zijn 250cc race als beste nieuwkomer op de 15e plaats, na in de training zijn beste vriend Mike Lofthouse te hebben verloren. “Dat was een enorme klap, maar ik dacht: weet je wat,ik ga de race gewoon rijden en zie wel hoe ik me voel. Ik finishte de race in de stralende zon en toen waren er de emoties, het bier en ineens ben je keerzijde van deze sport vergeten.”
Zal vandaag inventief te werk moeten gaan, wil ik niet hopeloos op afstand worden gereden
“In 2003 verloor ik opnieuw een goede vriend, David Jefferies. Dave was net zo oud als ik, we maakten beide in hetzelfde jaar (1996, red.) ons debuut in de TT en behaalden in 1999 allebei onze eerste overwinning, hij in de F1 en ik in de Leightweight 250 TT. Ik kwam als een van de eersten bij het ongeluk uit. Dave was over een oliespoor onderuitgegaan, waarna zowel de motor als Dave zelf eerst vol tegen een muurtje zijn geknald en daarna weer terug de baan op zijn gekaatst. Dave was op slag dood. De klap was zo groot dat een telefoonpaal waar de motor uiteindelijk tegenaan knalde als een luciferstokje afbrak, “aldus John. “Na de dood van Dave sprak zijn moeder me toe en drukte me op het hart vooral met racen door te blijven gaan. Dat heeft toen een enorme indruk op mij gemaakt.”
In 2005 verongelukte Gus Scott bij Kirk Michael. “Ik ben niet echt bijgelovig, maar telkens als ik voorbij die plekken kom vraag ik Mike of 'ie vanaf daarboven over me wil waken.” Het ergste wat John in 20 jaar TT heeft meegemaakt is de crash van Paul Shoesmith afgelopen jaar, die op de Selby Straight bij een snelheidvan tussen de 160 en 190 mijl per uur de controle over zijn machine verloor. “Bij het neerkomen na een wheelie was zijn voorband ontploft, Iets zegt me dat John met me aan het spelen iswaarna hij kansloos was. De scene zag eruit als een slagveld, zijn machine was totaal vernield en de onderdelen waren over grote afstand verspreid.”
Karakteristiek
We rijden door naar Braddan Bridge, een snelle links/rechts chicane bij een kleine kerk, waar karakteristieke bankjes naast de kerk al 100 jaar als tribune dienstdoen. “Vanaf hier tot aan Ballacraine voorbij het 7 mijl punt, waar het circuit rechtsaf gaat, is het buiten de knikjes bij Union Mills en Glen Vine eigenlijk het hele stuk volgas rechtdoor.” Ondanks de regen gaat het gas er bij John goed op en geeft het display van mijn Street Triple meer dan eens de snelheid in drie cijfers aan (opnieuw, in mijlen per uur welteverstaan). Voor mij persoonlijk onder deze omstandigheden (wel eens een Street Triple met Diablo Corsa's in koud, nat weer gereden?) hard genoeg, het is amper voor te stellen hier onder droge omstandigheden (in de regen wordt er nooit getraind of geracet) met dubbele snelheid te doorheen te knallen. Daarbij doen wij het in de bebouwde kom van Union Mills en Glen Vine nog rustig aan, waar deze mannen nog steeds in vierde of vijfde versnelling volgas doorheen gaan.
John’s sterke punt is altijd de eerste 9 mijl vanaf de start geweest, waarin hij een voorsprong op wist te bouwen en daarna niet meer uit handen gaf. “Waar ik zojuist wees, bij Laurel Bank, daar heb ik altijd een mannetje zitten voor een eerste tussentijd,” weet John me te vertellen als we bij het eerste officiële meetpunt Glen Helen zijn gestopt. In een goede race doe ik dat in 3 minuten en 28 seconden, Alleen op Man kom je dit soort etalage-reclame tegenals hij duimpje omhoog geeft dan weet ik dat ik goed zit.” Het gebruik van pitborden is in de TT van essentieel belang omdat niet tegelijk, maar om de 10 seconden wordt gestart. Elke coureur heeft voor die pitborden met sectietijden z’n eigen plaatsen langs het circuit.
Het deel vanaf Ballacraine tot aan Sarah’s Cottage vlak voorbij Glen Helen is fysiek een van de zwaarste delen van het circuit, omdat het een opeenvolging van vloeiende bochten is. Voor mij voelt het alsof ik in de Duitse Eifel aan het rijden ben, maar dan aan de andere kant van de weg en terwijl ik m’n handen vol heb aan de Street Triple op dit moment rijdt John op een Africa Twin met speels gemak bij mij weg. Hij is hier overduidelijk al vaker geweest.
Vanaf Sarah’s Cottage gaat het in de race weer op hoge snelheid rechtdoor over de Cronk-y-Voddy Straight en komen we voorbij de 11th Milestone bij 12.45 mijl bij McGuinness’s Corner, de bocht die in 2013 naar John McGuinness is vernoemd. “Geen idee eigenlijk waarom ik deze bocht heb gekozen, maar toen men vertelde dat ik een bocht mocht uitkiezen die naar me zou worden vernoemd kwam deze bocht meteen in me op.” De blinde bocht naar links, met stoeprand en heg aan de buitenkant, is geen gemakkelijke, zeker niet op racesnelheid. “Je zit hier vol in vijf, misschien zelfs zes,” zo weet John me te vertellen. Dat maakt de bocht nóg indrukwekkender, net als John die doodleuk vertelt hier in de race weleens bij het uitkomen van de bocht iemand binnendoor voorbij te zijn gegaan.
Tijd voor thee
Terwijl de regen weer met bakken uit de hemel valt rijden we door naar het dorpje Ballaugh, waar ‘Ballaugh Bridge’ elk jaar weer veel toeschouwers trekt. Het is de plek waar de motor met beide wielen loskomt. “De truc is om ‘m zo haaks mogelijk te nemen, anders zet je achterwiel zomaar een flinke stap opzij.” “Maar even iets anders, denk je dat we tijd hebben voor een kop thee?” In ‘The Raven’,
Dé plek voor spectaculaire beelden: Ballaugh Bridge
"Kan ook makkelijk nu in de regen," aldus John
Oemfff
de pub direct na Ballaugh Bridge, wordt me opnieuw snel duidelijk hoe iedereen hier op dit eiland van de TT leeft. Nog maar amper de helm afgezet raakt John direct in gesprek met een man op leeftijd aan de bar, alsof ’t vrienden zijn die elkaar een tijdje niet hebben gezien. Want ook dát is de Isle of Man TT, tijdens de race bewonder je ze op de baan en daarna tref je ze in de pub. Of John, nu hij er toch is, nog even vlug wat foto’s aan de muur wil signeren.
Eigenlijk zitten we er allebei wel doorheen, binnen no-time is de vloer veranderd in een waterpoel en daarbij is het ook nog eens stervenskoud. En alsof dat nog niet erg genoeg is moeten we het hele stuk nog terug, omdat de bergweg vanwege sneeuw dus afgesloten is. Dat zal echter nog even op zich moeten wachten, eerst rijden we door naar de Sulby Straight, een 1,5 mijl (2,4 km) recht stuk waar in 2015 door de Nieuw-Zeelander en voormalig teamgenoot Bruce Anstey een topsnelheid van 206 mijl per uur (331,51 km/u) werd gehaald. Bij een kleine, karakteristieke kruidenierswinkel op een kruispunt tegenover het Sulby hotel – zo eentje waar je vlak voor de race nog snel even een broodje, een blikje drinken of pakje peuken gaat halen, wil John namelijk nog vlug even naar binnen gaan. “De oude man die deze winkel runde is afgelopen jaar overleden en ik heb nog geen kans gehad om z’n zoon te condoleren.” Ook dat typeert de persoon McGuinness, die erg betrokken is met de plaatselijke bevolking. Het winkeltje op de hoek van de straat is beroemd om z’n opmerkelijke verzameling collectebussen, waar voor de meest uiteenlopende goede doelen geld wordt ingezameld. “Die oude man kon aan het gewicht van zo’n bus precies vertellen hoeveel geld erin zat.” De brede collectie foto’s met grootheden tussen de collectebussen achter de toog laat zien hoe ontzettend geliefd deze familie in de paddock was.
Met zijn bijna 45 jaar is John de jongste niet meer en is zich daar zelf terdege van bewust, maar denkt voorlopig nog niet aan ophouden. “Als je hier eenmaal hebt geracet, dan houd je het ofwel voor gezien, ofwel kom je elk jaar terug. Ik weet dat ik dit niet eeuwig kan doen, maar vind het nog steeds gigantisch kicken. Ik ben nog drie TT-overwinningen verwijderd van Joey Dunlop, de man waar ik hier alles van heb geleerd. En ik weet dat ik nog steeds wedstrijden kan winnen. Als ik moet schatten: 34 pond en 27 penniesMisschien zou in het reglement moeten worden opgenomen dat je maar 20 jaar mag racen, dan weet je wanneer het klaar is en dat zou het een stuk gemakkelijker maken om afscheid te nemen. Nu kan en wil ik dat nog niet," aldus de man die dit jaar voor het eerst sinds 2011 niet met de nummer 1 van start zal gaan. "Jarenlang ben ik diegene geweest waar iedereen op heeft gejaagd, nu wil ik op anderen gaan jagen."
Met z'n bijna 45 jaar is John z'n wilde haren nog lang niet verloren“Ik heb lang uitgekeken naar de nieuwe Fireblade SP2 en heb m’n zinnen daar echt opgezet, maar hoe lang ik dit nog blijf doen weet ik werkelijk nog niet,” aldus John die met die vraag toch wel zichtbaar moeite heeft. “En ja, Joey Dunlop is mijn leermeester geweest hier in de Isle of Man TT en het zou voor mij een ontzettend grote eer zijn om zijn aantal raceoverwinningen te evenaren, maar of ik dan zal stoppen weet ik werkelijk niet.” Terwijl de regen met bakken uit de hemel valt en we op weg terug zijn naar het hotel zie ik het achterwiel van z’n Africa Twin ineens alle kanten op glijden, waarna het gas er flink opgaat en we met zevenmijlslaarzen terug richting Douglas gaan – soms met de handen op het blok om op te warmen. “Ik had de tractie controle uitgezet en wilde een wheelie doen, maar dat ging niet helemaal volgens plan,” weet John me terug in het hotel te vertellen, terwijl handen en voeten haast bevroren zijn van de kou. Een vos verliest wel z’n haren maar niet zijn streken, zeker niet als ‘ie John McGuinness heet.
