Zoeken

Test: Aprilia Tuono V4 Factory vs Triumph Speed Triple RS

Kogelhard

4 juli 2018

Misschien was het geen goed idee om van de Street Triple direct op de Speed te stappen. Natuurlijk, hij gaat harder met minder moeite, wat te merken is aan m’n kruissnelheid, maar het is nu juist die schijnbare moeiteloosheid die ‘m een beetje eh… minder frivool laat aanvoelen. Wil je echt het idee krijgen dat je ‘m alle hoeken van de kamer laat zien, dan zal je er echt hard aan moeten trekken. Maar goed, dan nemen we het er nog even goed van. Zo goed mogelijkDat is natuurlijk ook wel inherent aan een driecilinder en dus merk je dat beter aan de 1050 dan aan een 765, maar zo lijkt het net alsof je nooit echt moeite genoeg doet. Aan de andere kant geeft ‘m dat ook wel iets gentlemanachtigs en bovendien maakt dat ‘m ook heel erg geschikt voor ritjes op de openbare weg. En ach, als je dan alsnog je maten kunt bijhouden….

Dan de Aprilia. Nou heb ik pasgeleden ook mijn eerste meters gemaakt op Ducati’s V4 en ik ben er nog steeds van aan het bijkomen. Die andere V4-achtige, het Yamaha crossplane blok, weet ook in elke motor de juiste snaar te raken. Als er een blokconfiguratie is die de gemoederen nóg meer kietelt dan een zo veel mogelijk gillende triple, is het wel een V4. En dat gaat opnieuw ook op voor de Tuono. Kon ook niet anders, dit blok is niet veranderd ten opzichte van de vorige Tuono en goed vergelijkbaar met de RSV4 superbike, al loopt ie nog wel een kleine 25 pk achter. Niet dat dat echt uitmaakt, 175 is nog steeds echt veel. Maar wat vooral opvalt is de moeiteloosheid waarmee de Aprilia zo kogelhard loopt als ‘ie doet. Daar weet zelfs de Triumph geen antwoord op, Een Tuono, een bocht. Meer heb ik niet nodig. Alstublieft sinterklaas?bij sprints in vierde, vijfde of zesde versnelling is de Italiaan toch altijd weer als snelste weg. De enige keer dat de Triumph een voorsprong nam, was omdat ik –op de Tuono- het gas niet vol open durfde te draaien, met deze banden op een natte weg in een flauwe bocht. Qua vermogen wint de Italiaan met gemak. 

Maar wat nog meer opvalt; hij doet het zo moeiteloos. Niet zo’n krachtsexplosie als op andere motoren en al zeker niet vergelijkbaar met de Duc, de Tuono V4 loopt wat dat betreft niet alleen een stuk meer lineair, maar doet het ook fluitend en zonder moeite… van z’n bestuurder. Op een gegeven moment vraag ik me zelfs af of dat niet kan liggen aan het gashendel zelf, dat daar een lichte veer in zou zitten die dus makkelijk open te draaien is. Apart, maar wel zo lekker. Dit maakt het een genot de motor keer op keer weer open te draaien. Oké, en de quickshifter…. Een kleinood wat de Speed Triple helemaal moet missen. Wordt wel aangeboden als accessoire, had wat ons betreft ook wel in het standaardpakket gemogen. Maar goed. De bak schakelt dan weer wel erg soepel en zonder de neiging te veel te willen schakelen, rij je toch iets bewuster.
Aprilia wil wat vertellen, volgens ons...

Qua bediening is het nog steeds knap verschillend, maar beide wel steeds intuïtiever

Bij Triumph is het wat subtieler. Britser misschien?
En langer in dezelfde versnelling, wat je dus nog meer met de neus op de onwijs brede powerband van de Triumph drukt. Die V4 schakel je het liefst nog een paar keer te vaak op en neer.

Al is het alleen maar om je buurman een plezier te doen. Zelfs met oordoppen in is het een genot om naast de Tuono te rijden als deze schakelt. Of eigenlijk altijd wel; het geluid vanuit de uitlaat is genoeg om totaal geen behoefte te hebben aan een vervangingsdemper. Bijzonder, want uitgerekend de Triumph is –standaard- uitgerust met een setje Arrows. Zo zie je maar weer. Maar goed, het kabaal bij overschakelen maakt de Aprilia dus nóg mooier. 

Het is even puzzelen voordat je de juiste werking van alle knopjes weet en dan nog zie je van tijd tot tijd ineens iets totaal anders in het display verschijnen of krijg je de pitlimiter niet aan de praat… die blijkt bij navraag ook alleen maar in eerste versnelling te werken, maar goed, hij zit erop. Net zo functioneel als de standaard aanwezige laptimer of het launch control, maar voor die ene keer dat het je wél zo uitkomt is het waanzinnig. Bovendien kun je altijd nog je telefoon uit je zak halen en daar nog verder mee spelen. Bij de RSV4 werkte dat ook top, toen we daarmee op Misano rondreden. Nog geen elektronische vering, maar voor de rest is álles instelbaar. En dus, als je de telefoon hebt gekoppeld, per bocht te variëren. Over sexy gadgets gesproken. Daar staat ie dan..Die vering hoeft ook niet zo nodig elektronisch, want die doet het prima. Het is een discussie op zich, maar er zijn ook genoeg aanhangers van het aloude schroefwerk en ‘als het goed is, is het goed’ helderheid. Sowieso is de feedback helder zat, dat geldt voor beide motoren. De Triumph hadden we al ontdekt, destijds in Spanje. En ook toen hadden we er totaal geen wensen meer over.

Wat nog wel een dingetje is, zijn de remmen van de Aprilia. De Monoblocs van de Speed Triple doen het vanaf de eerste meter probleem- en moeiteloos, de M50’s van de Tuono zijn gek genoeg minder voorspelbaar en vallen soms (ook dat nog) tegen. Van tijd tot tijd verrassen de stoppers ons met minder vertraging dan we zouden verwachten van de moeite die we in het remhendel steken. Daar is aan te wennen, maar prettig is het niet en je zou het ook niet verwachten van deze stoppers. ... maar dat kun je van deze ook zeggenMisschien is het inlopen, misschien moeten we er gewoon een keer mee over het circuit knallen. Het zou kunnen. 

Of we nou in Duitsland rijden, afzakken naar de Eifel of doorsteken naar de Ardennen, het maakt niet uit, als deze dag maar liefst echt maar zo lang mogelijk duurt. Motoren van dit kaliber zijn zodanig speciaal, dat zelfs al zou je er normaal mee rijden, je jezelf echt de koning van de weg voelt. Maar ja, als je dan toch nog langs de Nürburgring rijdt en de wegen in de regio moet doorkruisen, kun je beter rekening houden met een donderpreek van de dienstdoende Bromsnor. Wil je donderen, betaal dan maar voor een paar rondjes Ring. Dan zit je sowieso met elk van deze twee wel goed, maar toch maken we beide een iets groter vreugdesprongetje als we de Italiaanse sleutel van tafel grissen dan met de Britse keyless zender. En dat is zowel bijzonder als ook een beetje eh… hoe kun je het voorstellen, jammer voor Engeland? The Ultimate Hooligan die z’n meerdere moet erkennen in de Brullende Donder…. Bizar.