Test: Kawasaki ZX-duo; broedertwist
Pret voor twee
Inhoudsopgave |
---|
Test: Kawasaki ZX-duo; broedertwist |
2: Familie |
3: Liberte, egalite, ... |
4: Pret voor twee |
5: Conclusie |
6: Technische gegevens |
Nog steeds is er wel een heel lichte werking in het vooronder te merken ,maar dat laten we maar even zo. Nu is het tijd om jacht te maken op de voorliggers! De baan begint ook langzaamaan zijn ‘sweet spots’ vrij te geven en wat in de eerste sessies niet lukte is nu een feit; anderen rijden langzamer dan ik. Best wel veel zelfs. Probleem van Zolder is echter dat een groot deel redelijk technisch is en je dus, als je pech hebt, zult moeten wachten met inhalen totdat de chicane of haakse rechter gepasseerd is. In sommige gevallen is dat voldoende, zoals bij het aanrijden richting laatste chicane voor start/finish of over het tunneltje heen, in andere gevallen nét niet. Met remmen vallen vele meters te winnen, maar zit je er niet súperdicht achter dan is het gat meestal nét te groot voordat het volgende rempunt zich meldt. De andere zijde is wat dat betreft meer mijn ding; na de eerste linker na het rechte stuk volgt een serie snelle rechterbochten waar je, mits scherp aangesneden, veel kunt winnen. Een bijna even snelle rijder voor me vermaakt me de rest van de sessie; ik loop op gedeelten op hem in, hij loopt op andere stukken weer op mij uit. En wederom valt de vlag veel te vroeg.
Gelijk
Wisselen doen we ook 'professional stilo'. Net echt...
Alhoewel de ZX-10 niet onder handen is genomen, staat deze wel netjes in straatafstelling, wat tot nu toe nooit een probleem geweest is. Zoals Rafaël zei zijn de hobbels iets om rekening mee te houden en besluiten we de machine nog even te laten voor wat hij is; de eventuele straffere afstelling voor circuitgebruik wordt met het in acht nemen van de ‘hobbelmarge’ weer netjes teniet gedaan en bovendien; we zijn nog steeds aan het vechten met de beer. Ook hier geldt overigens wel dat de stuureigenschappen een positieve invloed ondervinden aan een wat kwistiger draaigedrag van de rechterpols en vervolgens is grip geen issue meer. De standaard Diablo’s houden zich, net als de BT-016 van de kleine broer, wonderwel en geven geen krimp. Alleen zien die geverfde stukken bij de chicanes er nog steeds glad uit en ook al gaat iedereen er volgas overheen, op de ZX10 blijf ik een halve tel een stabiel gashandje aanwenden om hier overheen te manoeuvreren voordat het volle vermogen er weer opgaat. Dat gebeurt ronde na ronde steeds vaker. De snelheid waarvanaf er aan het eind van sommige rechte stukken weer afgeremd dient te worden krijgt steeds grotere waarden en dat is goed. Alleen staat het meermalen vól in de ankers vliegen per ronde me nog steeds minder aan op de 1000 dan op de 600. Zoals op de foto’s overduidelijk waarneembaar is, lijken de twee broeders meer op elkaar dan ooit tevoren. Dat is ook in de praktijk merkbaar als de zitpositie nagenoeg gelijk blijkt te zijn. Echt veel dikker is de welvaartsbulk van de ‘grote’ (mijn eveneens twee jaar oudere broer en ik verschillen precies op dat punt, precies op dezelfde manier) niet, al is er tóch iets waardoor je als het ware aanvoelt met de grotere van de twee op reis te zijn. De verschillen en overeenkomsten liggen meer op vlakken waar je ze niet zou verwachten. Zo is op beide machines vrijwel hetzelfde schakelschema aan te houden; je schakelt per saldo evenvaak op, neer en rondt bochten veelvuldig in dezelfde versnelling. Handig, zo’n versnellingsindicator. Toch opvallend zoiets, je zou toch denken dat de 600 voor het beste Croma-resultaat langer door moet janken (en janken doet ie) per gang. Alhoewel de machine in het middengebied weldégelijk nog wat in de groene melk te brokkelen heeft. Shortshiften is geen enkel punt en dat komt soms goed uit. Daartegenover toont dit gelijk weer aan dat de Beer zijn papieren voordeel er op deze baan maar moeizaam uit weet te halen.
Jockey
Des te bijzonderder wordt het als we in sessies vier en vijf – als het inmiddels echte een lekker dagje lijkt te gaan worden – ontdekken dat niet de kleine 600 maar juist de ZX-10 zich op een bijzondere manier ontpopt als degene met de ‘kleinere’ zitpositie. De eerste linker na start-finish is een snelle waar je eens echt goed voor kunt gaan zitten, gevolgd door de snelle rechters richting achterste rechte stuk.. Eenmaal insturend en de hammen soepeltjes naast de fiets hangend is duidelijk voelbaar dat deze meer bóven het zadel zweven dan bij eenzelfde actie met de ZX-6. Oef! Dat de dikke een bijzonder scherpgesneden zitpositie heeft kunnen sommigen van ons testteam van verelden jaar nog steeds pijnlijk bevestigen, maar om in ruimte overtroefd te worden door zo’n etterige puber is minstens opmerkelijk te noemen! Kennelijk was het de jongens bij Kawasaki ook opgevallen dat de Jockeyhoogte van de stijgbeugels weliswaar supersportief, maar buiten Duindigt niet altijd even handig is… overigens voel ik me bij de aanvalshouding van de ZX-10 in het geheel niet ongemakkelijk. Het helpt net weer een klein beetje fanatieker te hengsten met de bruut. Dat zeg ik dus; op de baan niks beters, daarbuiten echter…