Zoeken

Test: FN 1947 XIII 350

Belgische innovatie

10 juli 2018

FN begon met de productie van motorfietsen ergens in het begin van de vorige eeuw, wat uitgroeide tot een gezonde business in de jaren voor de eerste wereldoorlog, en opnieuw in de pacifistische twintiger jaren, voordat er een stap terug werd gedaan ten faveure van de productie van bewapening in de dertiger jaren in aanloop naar de tweede wereldoorlog. Het is op z'n zachtst gezegd nogal, erm... wennenNiet als zoveel andere merken gingen de FN motorfietsen uiteindelijk ten onder aan de woeste Japanse aanval in de jaren zestig van de vorige eeuw, waardoor het merk een langzame dood stierf en in 1967 ten grave werd gedaald.

In 1899 was FN begonnen met het bouwen van cardan- en ketting-aangedreven fietsen aan de zijlijn en experimenteerde in 1900 met een opschroefbare viertakt eencilinder, wat resulteerde in de eerste bekrachtigde tweewieler. In december 1901 was de eerste 133cc eencilinder FN motorfiets een feit, in 1903 gevolgd door een 188cc model met cardanaandrijving. Na het succes van deze eencilinder debutanten, zette FN in 1904 een gigantische stap met de introductie van wat ongetwijfeld voor z’n tijd de meest avant-garde en geavanceerde motorfiets ooit geproduceerd was. Dit was ’s werelds eerste viercilinder tweewieler die voor verkoop werd geproduceerd, met een luchtgekoelde 362cc lijnmotor die in de lengterichting van het frame was gemonteerd. Hij was ontworpen door FN engineer Paul Kelecom en had onder andere automatisch gecontroleerde inlaat- en mechanisch gecontroleerde uitlaatkleppen, cardanaandrijving, maar slechts met een versnelling. In 1907 verscheen echter een 244cc FN eencilinder met als optie tandriemaandrijving met twee versnellingen, de eerste motorfiets die gebruik maakte van een meervoudig-ratio systeem met aandrijfpoelie met variabele lengte, een systeem gelijk aan het Zenith Gradua systeem waar rond die tijd in het Verenigd Koningrijk aan werd gewerkt. Dit wilde je hebben zo direct na de oorlogTegen 1908 had ook de FN viercilinder een tweeversnellings aandrijving met een voetbediende enkelplaats koppeling en cardanaandrijving. In 1910 nam Kelecom de viercilinder onder de loep en vergrootte de cilinderinhoud naar 498cc. 

De FN viercilinders werden inmiddels naar alle uithoeken van de wereld geëxporteerd, vooral naar de VS vanaf 1908. Daar waren ze de directe inspiratiebron voor de eerste ‘American Four’ gebouwd door Pierce, die in 1909 in productie werd genomen en niet veel later door de Henderson Four zou worden gevolgd. De trappers van de FN viercilinders, tot dan toegepast om het starten te vergemakkelijken en ter ondersteuning van het motorblok bergop, werden vanaf 1913 vervangen door voetsteunen. In 1914 zag de 748cc FN Type 700 Four het levenslicht, waarbij de versnellingsbak en de koppeling nu aan de achterkant van het motorblok was gemonteerd. Als gevolg van de eerste wereldoorlog
Zo'n beetje alles is anders bij deze Belgische creatie. Zelfs de teller draait andersom

Dat is je gereedschap om gas te geven, te koppelen en de remmen

Uniek, de voorwielophanging. De achterkant is star gemaakt

De 350cc eencilinder is goed voor een topvermogen van 14 pk
kwam de fabriek in Herstal later dat jaar in handen van de Duitse troepen – het lag slechts 40 kilometer van de grens – en hoewel de motorproductie door bleef gaan, was het alleen voor de bezetters. 

Er ging enige tijd overheen voordat de productie van de FN fabriek weer op het niveau was van voor WW1, vooral ook omdat veel van de leveranciers in de door de oorlog gehavende Ardennen regio waren verdwenen. Een drieversnellings transmissie werd nu op de nieuwe 570cc Type 700T Four toegepast. Dit was ongetwijfeld de meest luxurieuze productiemotor van Europa op dat moment, en bleef in productie tot 1926, toen de laatste cardan aangedreven viercilinder werd geleverd. Want ondanks de hard verdiende reputatie voor solide vakmanschap en kwaliteit van engineering, vroeg het Europa van na de oorlog om lichtere, gemakkelijker te sturen en goedkopere machines, waarom FN reageerde met een nieuwe range aan eencilinders, te beginnen in 1922 met de Type 285TT, met bovenliggende kleppen en – uit kostenoverweging – kettingaandrijving, wat op alle eencilinders werd toegepast.