Zoeken

Test: Vincent Lightning

Pure legende

5 december 2017

Het ontstaansverhaal van de Black Lightning is onder Vincent liefhebbers een pure legende en vond z’n oorsprong bij de Londense Vincent Dealer Jack Surtees, vader van GP-legende en later Vincent medewerker John.. Deze Jack had al met enig succes een Norton zijspan geracet en bestelde in 1947 een Vincent Rapide met speciale onderdelen om te tunen. Het motorblok hiervan werd opgebouwd in de fabriek in Stevenage, naast een identiek motorblok dat later terechtkwam in de motor van Dat gaat nog best voor z'n leeftijd. Vincent dusGeorge Brown, de testrijder van het bedrijf. Diens motor werd ‘Gunga Din’ gedoopt en was zo’n beetje het testplatform voor de Black Shadow én Black Lightning.

Toen de Lightning voor het eerst werd onthuld op de Earls Court show liet de motor redelijk wat stof opwaaien, ondanks z’n astronomische aanschafbedrag van 400 Pond. Daar kwam nog eens een extra 108 pond aankoopbelasting bovenop. Het is algemeen bekend dat er slechts 33 complete klantedities zijn gemaakt, allemaal Serie C, op één Serie D na, plus het Serie B prototype van Rollie Free. Daarnaast nog eens 13 motorblokken voor in raceauto’s. 33 plus één, toen de fabriek in 1952 de deuren sloot.

Vandaag de dag is de Black Lightning waarschijnlijk de meest gezochte productiemotor ooit gebouwd. Slechts 19 bestaan er volgens de verhalen tegenwoordig nog, dus de bizarre bedragen die op veilingen worden gevraagd maken de ongerestaureerde ex-Jack Ehret machine met z’n ongeëvenaarde racehistorie, des te exclusiever. Voor de detailliefhebbers: de eerste twee machines, die van Jack Surtees en de Gunga Din, hadden serienummer F10AB/1A/70 en F10AB/1A/71, de speciale uitvoering kreeg serienummer F10AB/1B/900. Alle opvolgende Lightnings kregen een typenummer met 1C en de derde van deze serie, oftewel, F10AB/1C/1803 ging op transport naar Sydney in maart 1949 en werd gekocht door zijspanracer Les Warton. Tussen ’49 en ’52 zijn er zes complete Lightnings plus een extra motorblok naar Australië verscheept, destijds de een na grootst markt voor Vincent. Nog eens twee Castlereagh Speed Trials 1952, Ehret knalt er vandoorzijn privé geïmporteerd en eentje is via Singapore nog naar Down Under gereisd. Een daarvan is in ’49 geraced door Tony McAlpine, die vervolgens nagenoeg onverslaanbaar bleek aan boord van zijn Black Lightning, met 12 overwinningen in 13 races.

In 1951 besloot McAlpine het overzees, in Europa te proberen. Voor de 350cc klasse tikte hij een AJS 7R op de kop en werd daarmee 13e in de Junior TT op Man. Tussen het racen door werkte McAlpine in de fabriek in Stevenage en bouwde daar, met toestemming van de directie, zijn eigen Black Lightning op met bloknummer F10AB/1c/7305 en framenummer RC9205. De bouw was klaar op 5 juni 1951 en werd  op 19 juni op de Great Gangsden airstrip getest tegenover Gunga Din. De motor haalde in derde versnelling al 130 mijl (208 km/uur) en trok volgens ooggetuigen met meters voorsprong Gunga Din eruit bij elke sprint.

Voor z’n laatste race voordat McAlpine weer huiswaarts trok, op Boreham Aerodrome, vroeg Philip Vincent hem met Gunga Din te rijden, wat hij met verve deed, inclusief speedwayachtige driftacties. Daarna nam hij de boot naar huis, inclusief z’n nieuwe Black Lightning. Hij had geen plannen om nog terug te keren in Europa, maar na een lucratief aanbod van sponsor Shell plus de uitnodiging als Ehret evenaart het ronderecord van Geoff Duke tijdens Mount Druitt 1955vertegenwoordiger van Australië te mogen rijden bij de TT, keerde hij in 1952 toch nog een keer terug. Om geld uit te sparen en geen risico te nemen op blessures, racete hij niet meer in Australië ne zette de Vincent te koop.

De vraagprijs van 500 Pond had in die tijd een paar mooie huisjes kunnen betalen. Een van de weinige rijders met voldoende geld was autohandelaar Jack Forrest. In de ’51 Australische TT in Lowood in Queensland stal Forrest de show met overwinningen in de Junior race met een Velocette KTT en de Senior met een Manx Norton. Hij reed ook een Black Shadow in de Unlimited klasse en reed op kop, tot een gescheurde brandstofleiding een eind maakte aan de race. Al het methanol liep op de achterband en hoewel hij niet crashte, was het wel einde race. Maar Forrest had wel door dat een goed getunede Vincent geen houden was voor zelfs de allerbeste Norton, dus toen de kans zich voordeed, kon hij het niet weerstaan de McAlpine racer te kopen. Hij kocht de motor, reed ermee in de Australian TT in Bathurst maar crashte in de race. Met slechts minimale schade kwam hij er nog goed vanaf, maar was de liefde voor Vincent wel direct bekoeld. Forrest kocht een nieuwe Manx Norton en zette de Lightning te koop bij een dealer in Sydney, Burling and Simmons. Daar zou de motor een paar maanden blijven staan totdat Jack Ehret, eigenaar van twee motorwinkels in Sydney, de motor overnam. Ehret was niet bepaald super rijk, maar wist dat als hij de Lightning niet zou kopen, een van zijn concurrenten dat wel zou dien. En zo kwam F10AB/1C/7305 aan z’n nieuwe huis voor de komende 47 jaar….