Zoeken

Interview: Barry Veneman

Pagina 2

22 november 2004
Inhoudsopgave
Interview: Barry Veneman
Pagina 2
Pagina 3
Pagina 4
Pagina 5

Over talent enzo

We praten met Barry over talent en wat dat betekent voor een coureur, zoals waarom de ene coureur harder rijdt dan de andere. Bij een sport als hardlopen moet je over een uitermate goede conditie beschikken en, bijvoorbeeld, lijnen rijden is te leren. Waarom is dan de ene motorrijder sneller dan de andere? Volgens Barry komt het bij racen voor zeker 60% op talent aan. Bij iemand als Rossi is dat misschien wel 80%. Dan komt er nog materiaal bij, maar wat iedereen vergeet is de groep die er achter staat. Die is ontzettend belangrijk.

Mensen roepen vaak Biaggi dit, Biaggi dat. Ik weet zeker als je Jeremy Burgess (teammanager Rossi) achter Biaggi zet dat hij net zo snel is. Het moet ook klikken. Zelf heeft hij een monteur die al vanaf de GP"s met hem samenwerkt en waar hij ontzettend veel mee om gaat. Ze gaan samen waterskien, hij slaapt bij Barry thuis als dat zo uitkomt, waardoor het een hechte groep is. Een andere monteur die met Barry mee is gegaan werkte al jaren bij een Honda raceteam. Die heeft het een stuk moeilijker gehad om mee te doen, maar juist vanwege die sterke band is ook hij het team trouw gebleven, ondanks dat hij ook een beetje aan zijn werkgever moet denken.

Barry_Veneman_2_1.jpg 

Inzet
Een ander belangrijk punt is volgens Barry inzet. Sommige jonge rijders hebben geen flauw benul van de technische werking van een motor. Bandenspanning, rebound, noem maar op, zijn gewoon belangrijk als je hogerop wilt komen. Die jongens moeten daar dus gewoon veel tijd in steken om dat te beheersen. Zelf is Barry begonnen met brommerracen, hetgeen hij gewoon voor de fun deed. Daarna is hij supersport 400 gaan rijden, waarbij het er al een stuk serieuzer aan toe ging. Niet alleen technisch gezien, maar ook qua persoonlijke inzet. Als je zo jong bent ga je op zaterdag lekker uit tot 4 uur "s nachts, maar dat kan gewoon niet als je zondagmorgen een race hebt. In een raceweekend moet je je hoofd leeg hebben, geen geneuzel met vriendinnen mee en zo. 

Twist of the wrist
In de supersport 400 heeft Barry een hoop opgestoken door simpelweg boeken te lezen. "Twist of the wrist" (Keith Code, red.) bijvoorbeeld. Na verloop van tijd ging het rijden wel beter maar nog miste hij iets, waardoor hij zich weer in de boeken ging verdiepen. Lezen, lezen en nogmaals lezen. Wat kan er beter, wat doe ik fout? Het technisch inzicht werd daardoor beter, maar sommige dingen snapte hij nog steeds niet helemaal, zoals bijvoorbeeld de werking van een voorvork. Om daar meer inzicht in te krijgen is Barry naar een dealer gestapt en vroeg of ze nog een oude voorvork hadden liggen die hij mee mocht nemen. Voor 5 of 10 gulden kreeg hij een voorvork mee die hij thuis uit elkaar trok. Dáár leer je wat van. Nog steeds ziet Barry heel veel jongens die echt geen flauw benul hebben van de techniek, en dat is gewoon heel erg jammer.  

Technische sport
Barry wist zijn motor altijd zelf af te stellen. Tegenwoordig maken de teams allemaal gebruik van telemetrie. Men kijkt in de computer wat de motor op de baan doet en gaat dan brainstormen.

Als ik binnenkom na een training dan heb ik soms wat in mijn hoofd, en zeg dan tegen de monteur dat ik bijvoorbeeld 10 klikken meer compressie wil. Dan is er ook geen discussie mogelijk, dat proberen we dan gewoon. Zelf kijk ik bijvoorbeeld ook altijd naar mijn remblokken om te zien hoe ik geremd heb. Heb ik lui gereden, veel geremd dan zijn de blokken helemaal verglaasd. Daar kan je dus ook informatie uit halen.

Motorrijden is gewoon een technische sport. Als je geen technische achtergrond hebt, dan werkt dat in je nadeel. Je bent nooit te laat met leren. Met het internet kan je vanuit je luie stoel tegenwoordig zoveel informatie vinden, over vering bijvoorbeeld. Alles wat beter is aan de motor, hoef je zelf niet meer te doen.  

Anekdote
Om zijn verhaal over de technische kant van motorsport kracht bij te zetten, kwam Barry met een opmerkelijke anekdote, het verhaal dat hij tegen een jongen vertelde die vond dat zijn bandenspanning ophoog moest, omdat het zo warm was (25 of 30 graden) en hij bang was dat z"n banden anders veel te heet zouden worden. Barry maakt de vergelijking met een ballon:

Je blaast een ballon heel hard op en leg je op een tafel, je pakt een tweede ballon die je maar half opblaast en die leg je ernaast. Welke ballon heeft het meeste contact met de tafel? De halfvolle ballon..

Als je een band knetterhard oppompt tot bijvoorbeeld 2,5 bar, dan wordt al dat vermogen door een heel klein stukje rubber op de weg overgebracht. Met minder bandenspanning heb je meer wegcontact, dus meer grip. Zelf rijdt Barry hele goede tijden op een circuit met een bandenspanning van 1,9 bar, soms probeert hij zelfs 1,7 of 1,8. Andere jongens roepen dat ze nooit onder de 2 bar rijden omdat de band dan veel te warm wordt en begint te zwabberen en te glijden. Ze denken dan net verkeerd om. Met een hele hoge bandenspanning heb je een heel klein gedeelte dat erg heet wordt, de rest van de band doet niks. Daardoor gaat de band heel snel glijden. Bandenspanning heeft niet zozeer te maken met persoonlijke voorkeur, maar veel meer met de band.