Harley-Davidson Road King Classic
The Original
Inhoudsopgave |
---|
Harley-Davidson Road King Classic |
4: Happy Days |
5: Conclusie |
5: Technische gegevens |
Nou heb je Harleys en je hebt Harleys. Tot nu toe hebben wij, gezien de eh… ‘bijzondere’ positie die Harley-Davidson als fenomeen inneemt, ons enigszins beperkt tot de nieuwere modellen en de Buell-tak, omdat dat nou eenmaal aantrekkelijker lijkt dan ‘same old same old’ uit de kast te trekken en er een artikel over te schijven vol superlatieven en bombastische repliek zonder diepgang en keken er dus slechts met een half oog naar. Mooi spul hoor, dat wel, maar er mee rijden? Brrr. Zo’n houding keert zich dus vroeg of laat tegen je. Geholpen door een overijverige chef die niet alleen eerder dit jaar flink bekeerd is (want de veertig gepasseerd) maar ook doodleuk zijn afspraken met importeurs specificeert tot ‘wat heb je allemaal nog in demo? Doe alles maar en plan het leuk in’. Zodoende komt het voor dat uitgerekend als Meneer Chef zijn ene week vakantie in het hele jaar viert, de Road King Classic voor ons klaarstaat. En dan noem je je professional of niet natuurlijk, dus je laat je van je meest professionele kant zien en haalt zonder blikken of blozen de motor in huis. Als het rijdt is er wat zinnigs over te zeggen, zo simpel is het.
“Wist je dat de Road King jaarlijks een van de best verkopende modellen is van Harley, naast de dat jaar nieuw uitgebrachte types”? Aldus een net voor de fotosessie teruggekomen Chef. Hm.. niet echt gek, meer nog dan welk ander model ook is dit dé Harley aller Harleys. Dit is het model waar elke tandarts, restaurateur, vers gescheiden burgervader en Rob de Nijs zich het liefst op ziet zitten, rustig ploffend tussen eindeloze bomenrijen, de eerste herfstbladeren achteloos achter zich opwerpend en genietend van de reflectie van zijn gouden oorbel in de verchroomde kroonplaat. Hebben we het beeld een beetje? Met dat uit de weg en de frisse opluchting in de longen gaan we er eens vol tegenaan.
Tekst: Vincent Burger
Foto's: Vincent Burger, Ed Smits
{mospagebreaktitle=2: The Original}
Er is haast geen ander type denkbaar wat zich zó leent om tot in detail bekeken te worden. Nog ongeacht wat je er van vindt, het ding zit barstensvol details, hoekjes, randjes en overige zaken waar je uren naar kijken kunt. Dat maakt de motor dan –vanuit fotografisch opzicht- ook zo fantastisch. Haast geen andere motor denkbaar die zich zo leent voor eindeloze detailopnames, vanuit elke hoek is er wel wat spannends of bijzonders te vinden. Of het nou het blok als geheel is of de miniscule Harley logo’s op de (uiteraard verchroomde) nagels op de zijtassen, de geslepen randjes aan de koelribben, de buizen voor de stoterstangen, de verstopte schakelaar voor de twee breedstralers of die breedstralers zelf, de lijst is eindeloos. En dan valt het nog eens op een miljoen manieren op de foto te zetten. Vind je het dan gek dat als je gezien wilt worden, je voor een Harley kiest? Zelfs al zou je er nog niet dood op gezien willen worden, dan nog zul je minstens instemmend moeten mompelen ‘dat het er wel fraai uitziet’. Lastig trouwens, want daarmee ondermijn je als fanatiek hater al gelijk je diepgewortelde overtuiging dat ‘alle motoren troep zijn en Harleys nog het meest’. De Road King maakt het voor zijn eigen ego nog iets erger; het model draait inmiddels alweer honderdachtenzeventig jaar in min of meer ongewijzigde vorm mee en heeft daarmee van huis uit al iets klassieks. Zo moet het en niet anders. Je kent het wel, ‘Jaaaa, dit is toch een échte’ en soortgelijk gemompel vanuit het publiek. Daar dragen de sixtiesachtige spatborden en Chevy-stijl belettering en verchroomde opsmuk enkel nog aan bij. Wil je hiermee op vakantie, dan is er geen andere optie dan een Airstream en barkrukken voorzien van glitterend skai.
Ga zo nog even door en je kunt terecht opmerken dat rijden ermee wel érg ondergeschikt wordt. Meer nog als je je de tandarts weer voor de geest haalt. Die zal toch zeker geen risico willen lopen dat zijn slangenlederen laarzen, keurig gladgestreken spijkerbroek of stofbril een smetje oplopen en zal het tempo dus overeenkomstig binnen de perken houden. Komt nog bij dat hoe minder hard je rijdt, hoe meer mensen je kunnen zien.
Daar hebben we dus net even geen zin in. Eenmaal onder onze hoede wordt de Road King dus vlot tot in de nieuwe zesde versnelling doorgetrapt en zullen ook hellingshoeken niet geschuwd worden. Mocht u in het westen wonen en onlangs zijn gepasseerd door een on-Harleys rijdende blauwe Road King, grote kans dat wij dat waren. Maar genoeg clichés voor dit jaar, laten we eens kijken wat we hebben.
...alles klopt en ziet eruit zoals het móet
Dat de Road King nogal wat motor is moge duidelijk zijn. Mooi dat dat niet in de schuur past dus, zelfs het steegje achterom is al de moeite van het proberen niet waard. En mooi geïntegreerd alarmsysteem ten spijt, voor de deur neerzetten gaat ‘m ook echt niet worden. De tuin van de ouders is de uitgesproken plek om eens met een bezoekje te vereren, alwaar duidelijk wordt dat niet alleen de draaicirkel verrassend klein blijkt te zijn (voor een machine van deze afmetingen) maar dat tevens de tijdelijk geleende hoes waar anders een K1100LT ruim onder bivakkeert toch minstens twee maten te klein is voor Amerikaans Staal. Waarbij maar weer blijkt dat je in elk geval wel een boel motorfiets krijgt voor je geld. Boosdoeners zijn de ver naar achter stekende uitlaatdempers en zijtassen in combinatie met het windscherm wat in zijn eentje een flink stuk de hoogte in gaat. Tel dat op bij de breedte van voornamelijk de valbeugels en ergens zal een onderdeel onder het hoesje uit kieren. Kleinigheidje hou je altijd, het is alvast stukken beter dan de alternatieven. Enige wat wel mee naar binnen kan is het optionele navigatiesysteem. Zoals te verwachten is dit kleinood niet alleen kers op de accessoiretaart maar an sich ook de lulligste niet. flink apparaat met dito schermformaat en uiteraard, zoals het een ‘merk-toegestaan’ apparaat betaamt, voorzien van digitaal Harleylogo bij opstarten en een lijst van dealers wereldwijd opgeslagen in het geheugen, inclusief adres. Zelfs het voertuigicoontje is een V-Rod. Hoezo af?
{mospagebreaktitle=3: Modern Times}
Maar navigatie of niet, de rest is nog veel interessanter. Zo is de motor voortaan voorzien van Harley’s laatste nieuwe krachtbron; het Twin Cam 103 blok. Wat? Zoals bijna elk ander familielid (voor 2011) wordt ook de King aangedreven door 103 kubieke inch (1690cc dames en heren), injectie, mappings, katalysator, the works. Oh, en zes versnellingen. Jawel! Klinkt nogal onwaarschijnlijk, maar het nut ervan zal zich nog fors bewijzen. Voor de King (yeah, baby, thankyouverymuch) is de bak ook nog eens voorzien van een leuke hak-teen schakelpook ook. Passend bij de standaard treeplanken. Boven het blok bevindt zich de eh…karakteristieke (bij gebrek aan een originelere omschrijving) tank met daarin de volledig digitaal aangestuurde tellerunit met display en verklikkerlampjes. Daarin kun je de gebruikelijke zaken zien, maar zijn ook nog eens lampjes ondergebracht voor het ABS en de cruisecontrol. Hadden we al gezegd dat de motor volhing met electronica? Heerlijk geruststellend in dit geval, al zal een échte Harleyijder het ABS natuurlijk nóóóóóóóit nodig hebben. Toch? Cruisecontrol is echter meer dan welkom. Hoeveel pret je van een simpel knopje kunt hebben… aanzetten met knopje A, inschakelen met knopje B, waarmee je vervolgens ook kunt ‘plussen’ en ‘minnen’. Vervolgens is het achterover leunen en pruttelen maar. rechterhand los, linkerhand los, peukie draaien…. En het kan nog best hard ook. Niet zozeer dankzij de toevoeging van een zesde versnelling overigens, dat is overduidelijk een overdrive, maar deze brengt wel wat meer rust in de tent. Jaren terug was het een winters ritje Rotterdam-Haarlem wat meerdere zaken aan het licht bracht, waaronder de Amerikaanse snelheidslimiet van 55 mijl per uur… dat bleek namelijk exact de snelheid waarbij de motor in hoogste versnelling het meest trillingsvrij liep. Lager was nog te pruimen, hoger uit den boze. Dat is dus inmiddels wel anders en dat maakt het leven een stuk aangenamer. Aan het blok zal het dus niet meer liggen.
Wat zitcomfort en windbescherming betreft overigens ook niet. De eerdergenomende serredeur op het stuur houdt je meer dan voldoende uit de wind, al is het soms kiezen of je dóór of óver de ruit kijkt, het is aan te raden de ruit schoon te houden, soms zul je wel moeten. Ook de kont wordt goed verzorgd, het zadel is prima op zijn taak berekend en is gelukkig niet al te zacht en luxueus. Lijkt gevoelsmatig zelfs sterk op een heus zadel, zoéén die je bij een andere sport gebruikt en dat is géén nadeel, het voelt erg “logisch” en natuurlijk en juist daarom is het nog opvallend goed uit te houden. Maar ook daarover hoef je ze na honderdenzeven jaar weinig meer te vertellen. Comfort is heel belangrijk, dus is het niet genoeg om de voeten voorwaarts te steken en op een set treeplanken neer te zetten, de antislipmatten waar je je schoenen op zet zijn op hun beurt ook weer op rubber gedempt zodat ook deze zich van een ‘royal treatment’ verzekerd zien. Beetje apart de eerste keer, maar het went snel en denk je eens in dat je het zonder zou moeten doen…
Van trillingen is overigens behalve bij het stoplicht bijna niets te merken. Sta je stil, dan doet de horizon nog zijn uiterste best een imitatie van een stormachtig zeegezicht te voltrekken en dat is al snel vermoeiend. In een poging dit te omzeilen begin je dus vanzelf wat met het gas te spelen. Voor het geluid hoef je het niet te doen, ook de machtige Amerikaan is de mond gesnoerd door de wetgeving. In plaats daarvan word je begeleid door een klein vogeltje. Nadere inspectie leert dat dit het geluid is vande servoklep in de uitlaat die open en dichtgaat. Net boven stationair gaat de klep ‘piep’ open, terugzakkend ook weer ‘piep’ dicht. Van zeeziekte onderweg is niet snel sprake; eenmaal wat meer toeren draaiend werken alle rubber ophangpunten naar behoren en rijd je gewoon daarheen waar je naartoe stuurt en ook dat gaat zoals je verwachten mag. Het is uiteraard geen supersport, maar eenmaal aan de rol is een zetje in de juiste richting genoeg om de machine keurig vloeiend een meanderende buitenweg af te laten swingen. Wielbasis en gewicht zorgen er in elk geval voor dat de meeste hobbels en invloeden van buitenaf ongemerkt worden doorstaan en de motor onverstoorbaar de ingezette lijn vervolgt. Hierbij is het wel zaak het niet té gek te maken; de koers zal ongewijzigd blijven maar met wat hobbels op je pad zal de rit er niet comfortabeler op worden. De vering is merkbaar toegespitst op relaxed rijden, teveel onrust en je begint aardig te schudden. Dat is dan wel een klein nadeel van de gekozen zithouding: hobbels die doorgegeven worden, weten door je kaarsrechte ruggegraat feilloos de weg omhoog te vinden. Het is echter de voorzijde die het eerst aangeeft het wel genoeg te vinden en op een gegeven moment besluit sommige oneffenheden maar helemaal over te slaan. Teken om het iets rustiger aan te doen.