Test: Aprilia RSV4 Factory

Eens in de zoveel tijd is er een motor die vanaf het eerste – onscherpe – beeld dat op Internet is gaan circuleren de gemoederen bezig houdt. Een motor die alle aandacht naar zich toe weet te trekken en nog voordat ook maar één sterveling kans heeft gezien de fiets te berijden (behalve dat handjevol lucky bastards die dat beroepshalve mogen doen onder het predikaat fabrieks-testrijder). Een motor waarvan je wéét dat hij je zal gaan bekoren, alleen al vanwege z’n spraakmakende uiterlijk en dito prestaties.

Dat het daarbij vaak genoeg om motorfietsen van Italiaanse komaf gaat zal ongetwijfeld voortvloeien uit de passie waarmee Italianen het liefst te werk gaan. Zo sloeg Ducati’s tijdloze 916 in 1993 in als een bom, net als Moto Morini dat in 2006 zou doen met de Corsaro 1200.

Afgelopen najaar ging die eer echter naar de ‘kleine’ fabrikant uit Noale, door op de EICMA motorshow in Milaan de langverwachte RSV4 voor het eerst aan wereldpers en publiek te tonen. Vanaf dát moment was er nog maar één motor waar ook bij onze redactie alle aandacht naar uitging. Toch werd het geduld van alle fans nog op de proef gesteld, het zou pas op z’n vroegst mei 2009 zijn voordat de motor zou worden geïntroduceerd.

Alsof dát nog niet erg genoeg was kwam rond die tijd een vervelend telefoontje van de importeur: “We hebben te weinig plaatsen, dus jullie kunnen niet mee naar Italië. Maar zodra hij in Nederland is zijn jullie de eersten die ermee mogen rijden.” Een aardig compromis, ware het niet dat het de laatste tijd op was gaan lijken alsof er een vloek rustte op Motorfreaks en dikke Superbikes. Maar goed, de laatste twee testen waren ergens in januari en begin maart, wat volgens de seizoenenkalender nog steeds hartje winter betekende.

Hoe langer we moesten wachten op de RSV4, hoe beter het ons uiteindelijk in de kaart zou spelen. Per slot van rekening, in juni staat de zomer al weer op de stoep. Wat kan er dán nog misgaan?

Tekst: Ed Smits
Foto’s: Vincent Burger