Zoeken

Dakar 2017: Arjan Bos blij dat hij er nog is

9 januari 2017
Van de Acht Nederlandse motorrijders die aan de start van de Dakar 2017 stonden hebben er slechts drie de eerste week overleefd. Debutant Arjan Bos is er één van, Maar dat heeft weinig gescheeld.

 

“Als de vijfde etappe niet was ingekort en de zesde afgelast, had ik hier niet gestaan”, realiseerde Bos zich op de rustdag in La Paz. Na een gemene valpartij en zuurstoftekort in de vijfde etappe zat Bos er helemaal doorheen.
 
De Dakar is geen rondje rond de kerk. Zoveel is Arjan Bos na een week wel duidelijk. “Ik zit onder de builen, bulten en schrammen, ik ben de dagen kwijt, ik heb geen idee hoe laat het is. Ik weet alleen dat het rustdag is en dat ik de eerste week heb overleefd. En dat ik daar donders veel geluk bij heb gehad.”

Pas ergens in de middag dook Bos weer op in het bivak in La Paz, nadat hij in een comfortabel hotelbed het klokje rond had geslapen. Dat was even dringend nodig, want in de eerste week was Bos de man met de hamer tegen het lijf gelopen. “Wát een avonturen heb ik meegemaakt”, begint hij zijn verhaal.
 
“In de vijfde etappe begon het er al mee dat ik na 20 kilometer een teamgenoot tegenkwam, die zijn been op vier plaatsen had gebroken. Dan gaan alle alarmsignalen af: voorzichtig doen! Daarna ging het mis met navigeren. De eerste keer kwam ik er vrij snel uit, maar bij het tweede trucje kwam ik weer een teamgenoot tegen. Die was al een uur rondjes aan het rijden. We zijn samen terug gereden naar het laatste punt waar we zeker van waren en zijn toen gaan zoeken. Toen we eenmaal het juiste spoor hadden gevonden en ik zo’n 150 meter achter hem reed, lag er ineens een dode hond op het pad. Hij ging er rechts omheen, ik links, maar daar reed ik vol in een gat. Een smak! De fysieke schade viel mee, maar de motor was flink kapot. Het roadbook was kapot, de tracking was kapot, het stuur krom. Alles hing er maar een beetje bij te bungelen.”


 
Zo goed en zo kwaad als het ging probeerde Bos door te rijden. Omdat alle navigatiemiddelen stuk waren, probeerde hij aan te haken bij auto’s, maar die reden ook niet altijd goed. “Ik ben uiteindelijk toch terug op de piste uitgekomen, maar toen moest ik de duinen nog door. Zonder navigatie en met een krom stuur. Water had ik ook niet meer, maar dat kwam inmiddels genoeg uit de lucht. Toen ik bij het checkpoint aankwam, hoorde ik dat de rest van de etappe was afgelast en dat ik alleen nog maar over de weg naar het bivak hoefde. Maar dat ‘alleen nog maar’ was wel 310 kilometer bij maximaal 80 kilometer per uur en in de stromende regen. Als een ijslolly kwam ik aan in het bivak.”
 
Daar, in Oruro, dook Bos meteen zijn bed in. “Dat de zesde etappe is afgelast, is mijn redding geweest”, zegt hij in La Paz, weer een beetje bij zijn positieven. “Zelfs op de verbinding naar La Paz zat ik als een zombie op de motor. Ik zat er helemaal doorheen. ’s Avonds ben ik even bij de dokter van het Veka-team langs geweest. Die heeft de saturatiewaarde van mijn bloed gemeten en toen werd meteen duidelijk dat ik veel te weinig zuurstof in mijn bloed had. Ik heb daar een poosje aan het zuurstof gelegen en toen ging het al beter. Vandaag heb ik dat nog een keer gedaan en nu gaat het, na een nacht goed slapen in een echt bed, een warme douche, en die zuurstofshots wel weer beter.”
 
Tegen de tweede week ziet Bos wel een beetje op. De builen en schrammen helen wel, maar behalve fysiek wordt het ook mentaal steeds zwaarder. “Ik ben wel blij dat we straks weer naar beneden gaan. Tegen de warmte kun je je wapenen door veel te blijven drinken, maar tegen de hoogte kun je niets doen. Ik hoop dat ik het nog een week volhoud, maar het is wel heel erg zwaar.”