Lissabon - Vlaardingen: Ninja H2 SX Supercharge trip
De ultieme reisgenoot
Tekst: Vincent Burger
Fotografie: James Wright, Ula Serra, Kawasaki, Vincent Burger
Woest plan
Het begint zoals altijd met een idee. Met een motor als een H2SX denk je al snel ‘daar moet je meer mee doen’ en eigenlijk was ik al plannen aan het maken voor reizen in de zomer, zoals bijvoorbeeld een nieuwe trip naar Man, maar toen schoot me een nog veel woester plan te binnen. Het begint met een vraag. En terwijl ik wacht op een antwoord op mijn email, bedenk ik nog meer redenen waarom dit een goed idee is. Ten eerste is de vorige poging alweer enige jaren oud. Een helder vizier? Ja, het blijft niet altijd zonnig onderweg....Precies zo lang duurt het dus blijkbaar voordat ‘nooit meer’ verandert in ‘dat kan wel weer eens een keertje’. Maar dan wel anders: meer kilometers, minder mensen. Dit ga ik in m’n eentje doen. In twee of drie dagen. Het is een supersonisch ding dus dan kom je niet weg met een reis van een week of langer. Reden twee: bij een stoer verhaal hoort een stoer doel. Twee dagen later verschijnt een bericht in mijn inbox. Groen licht. Qua planning kan het zelfs niet beter, direct aansluitend op de introductie. Eindelijk een echt goed plan.
Als ik de plichtplegingen van de introductie achter de rug heb en iedereen normaal gesproken juist een beetje bijkomt van alle indrukken, begin ik me juist op te winden. Waar is de motor? Past alles wel? Is de Tomtom gereed? Ik moet nog extra foto’s hebben, gaat dat lukken? Dat en nog veel meer schiet door mijn hoofd en ik kan pas rustig ademhalen als ik die avond voor het laatst mijn licht uitdoe.
Open die kraan!
Genoeg geouwehoerd, rijden. Ik duik al snel vol optimisme het verkeer van Lissabon in. Natuurlijk, spits. Die bliksemstart zal nog even uitblijven maar eenmaal de stad doorgeworsteld en de Vasco da Gamabrug bereikt kan het gas wat verder open. Lekker tempo’tje zo. Dat zet zich nog even door als ik van de snelweg afdraai en de binnenlanden opzoek. Oersaai, super recht maar ook kilometerslang niemandsland. Het mooie van het landschap hier is dat het eigenlijk over de brug direct leeg is. Een bizarre transformatie. Ik kan lekker tempo maken en toch rij ik min of meer binnendoor. Wat opvalt is dat als ik dan eens een dorpje tegenkom, het absoluut uitgestorven is. Het is een weekdag en ik heb net nog in de spits gestaan en nog steeds liggen de dorpjes erbij alsof ze uit een Western komen.Geen ziel te bekennen. En ik sta bij een verkeerslicht! Niet veel later kan ik voor de eerste keer tanken. Ik ben nog maar nauwelijks begonnen en moet nu alweer stoppen, voelt het. De enige resterende ruimte in het kantoor tussen alle bende zijn de stoel van de beheerder en de ruimte voor de deur. Desondanks kan ik wel pinnen, maar het bonnetje wordt heel aandoenlijk met de hand geschreven. Prachtig. Ik prop een meegenomen Sultana naar binnen. Wat is dit heerlijk, mijn eigen tempo, geen verantwoording afleggen, geen overleg, geen gedoe met rokers die zo nodig weer ‘effe’ een peuk moeten opsteken, niks. Zo gaat ‘ie goed. Nog geen honderd meter na de tankstop verandert het landschap drastisch en begint de weg te slingeren. Dit is waarom ik binnendoor zou. De motor laat zich daarbij van z’n beste kant zien. Dit is wel waar ‘ie voor gemaakt is, lange doordraaiers en vloeiende, overzichtelijke bochten. Bij een iets hogere gemiddelde snelheid. Ook de lichte glooiing werkt plezier verhogend, want als het voorwiel een beetje licht wordt kun je met je rechterhand precies bepalen hoe groot je vreugdesprong is.
Ik ontdek al snel een ‘nadeel’ van de sportsetting van het display: de rangemeter is voorbehouden aan de Touring setting. Vanaf dat moment verander ik het dus niet meer tot ik thuis ben. Resetten van de tripmeter vraagt nog wel even wat uitzoekwerk, maar lukt uiteindelijk ook. Dat zijn toch van die dingetjes die je bij een gewone introductie niet merkt.Dit soort plaatjes doe je het toch allemaal voor
Wat nog het meest opvalt is de waanzinnige windbescherming. Ongeacht de snelheid, je zit altijd als een koning. Dat komt goed uit, want het blok sleurt er ook goed aan. Ik zet de motor maar eens in standje L, volgens de technische informatie is dat ongeveer de helft van het totaalvermogen, dus een luttele honderd pk. Het enige waar je dat aan merkt is een soepeler gasrespons en het uitblijven van wheelies, verder is het nog steeds heerlijk. Ik laat de motor gedurende een hele tankinhoud in deze stand staan, omdat ik het verbruik wil weten. En als ik dan toch een klein stukje snelweg kruis, kan ik meteen even zien dat de top nog altijd een niet onverdienstelijke 230 op de teller is, waarbij het meest opvallende is dat ik dat ook gewoon langdurig kan vasthouden. Ik zit prima, de motor ligt als een trein en opnieuw steelt die hoge ruit de show.
Over landsgrenzen
Dat witte daar boven...iek
De eerste keer dat ‘España’ op de borden staat is toch wel een dingetje, landsgrenzen blijven een soort van mijlpaal. Er zijn er dan ook maar vier tussen Lissabon en thuis, dus het zijn zeker momenten die je even bij blijven. Maar voordat ik daadwerkelijk España binnen rijd wil ik toch eens weten hoe hard ‘full power’ nou echt is… volgens de Japanners is de teller deftig begrensd bij 299, wat daarna komt weet niemand. Ik ook nog steeds niet. Mijn winteroutfit is toch duidelijk niet de beste keuze en uiteindelijk geef ik bij een heel respectabele snelheid op omdat de motor toch iets minder stabiel wordt door het geflapper.
De binnenlanden van Spanje zijn voornamelijk een voortzetting van Portugal. De bewegwijzing is in elk geval al een stuk beter leesbaar. Ik rij, kijk om me heen en geniet. Het ene vergezicht na het andere vliegt voorbij. Als ik een pittoresk stenen bruggetje passeer herinnert dat me zelfs aan een vergelijkbare situatie in Schotland. Dan weer ben ik in de Eifel, dan weer de Ardennen, dan weer de binnenlanden van Frankrijk. De verplichte 'eerste sneeuw foto', beter zou het niet meer worden...
In de verte doemt een bergkam op. Maar het klopt niet. Dit kunnen niet de Pyreneeën zijn, daar kan ik nog lang niet in de buurt zijn. Maar toch liggen ze daar, onvermijdelijk. En ik moét er dus overheen, dat kan ook niet anders. Nog weer dichterbij begint de muur steeds meer op de Northern Wall te lijken: onmogelijk breed, enorm hoog en verrassing: vanaf halverwege voorzien van een duidelijke horizontale streep. De sneeuwgrens. Oef. Ik had me al voorgenomen mijn zomerhandschoenen niet uit te trekken totdat ik de eerste nul graden in het display zou zien en ik vraag me af hoe ver ik nog kom voordat het zo ver is. Met een niet te missen waarschuwing in het display weet de Kawa duidelijk te maken dat het nu echt koud wordt en als ik de eerste sneeuw in de berm zie is het tijd om te stoppen. Zonnebril weg, dikke handschoenen aan en door. Gelukkig is het wegdek niet al te slecht en opent de weg weer enigszins als ik eindelijk boven ben. Toch, ben heel benieuwd hoe zich dit verder ontwikkelt.
Idee
Het hangt al een tijdje in de lucht: volgens de planning zou de route van vandaag rond een uur of zeven klaar zijn. Normaal gezien een mooie tijd, maar ik heb toch niks anders te doen en ben lekker bezig, dus vind ik het vroeg. En ja, het wordt donker, maar dat is in dit geval ook niet onoverkomelijk. Ik wil meters maken. Ik zoek een tankstation op voor koffie en benzine en duik in de route van de volgende dag en mijn telefoon. Een uurtje verder of zo. Of een kilometer of honderd. Uiteindelijk vind ik in de Tomtom een hotel op iets meer dan honderd kilometer. Koffie op, laatste stukje.
De wegen zijn opnieuw recht en saai. Dat kan redelijk vlot gaan. De handvatverwarming doet z’n best en hoewel ik hier weinig aan vind, bevestigt de rechte weg mijn vermoeden dat ik hier weinig aan mis. Nog een paar kilometer later ben ik plots knap alleen. De doorgaande route heeft een afslag eerder genomen en als ik nog eens onder een spoorweg door rijd wordt het echt stikdonker. De koplamp verlicht wat ‘ie kan, maar meer zie ik niet. In de spiegels ook niks, de laatste tegenligger is ergens achter verdwenen. Dit is pas alleen op de wereld. Als ik hier iets zou mankeren kan het lang duren voordat iemand me aantreft. Maar dit is het avontuur. Andere irritatie: het lampje van de handvatverwarming is zo fel dat het half een gat in mijn netvlies brandt. Kan er wel om glimlachen, dat is nou typisch zoiets waar je niet achter komt als je niet zoals nu in het aardedonker en de vrieskou gaat motorrijden. Maar toch, het stoort. Totdat de weg begint te slingeren, blijkbaar moet ik toch met wat bochten een berg af, het is wat bebost geworden en ik moet opletten. Stuifsneeuw. Maar het is droog en koud, wat betekent dat het niet noodzakelijk erg glad is. Ik rij nog een keer een bocht om en moet toch even in de ankers; door de wind heeft de sneeuw zich hier verzameld. Balen. Dit schiet helemaal niet op. Dit had ik toch liever bij daglicht gezien, maar goed… nog maar een paar kilometer. En dan komt, heel filmisch, nog een vrachtwagen me tegemoet. Ik weet niet, ik kan het helemaal niet erg of vervelend vinden, ik denk er alleen aan hoe precies als in sommige films dit er uitziet. En het wordt nog mooier.
Ik heb reservado
Wakker worden bij dit uitzicht.. maar ja, daar deden we het voor.
Moet het hier zijn? Als ik arriveer op het aangegeven adres is het heel donker. Ik sta aan de poort van een oud stadje, Santo Domingo de Silos, maar zie nergens licht. Als ik nog eens goed om me heen kijk zie ik een vaag bekend silhouet en herken dat als de gevel van het hotel. Als ik parkeer gebeurt er nog steeds niks en pas als ik bijna bij de deur ben zie ik dat achterin de ruimte die blijkbaar de bar/eetzaal is, vaag een lichtje branden. Eindelijk ziet iemand me en doet de deur open zodat ik binnen kan. Het enige wat ik met mijn gebrek aan Spaans kan begrijpen uit zijn lichaamshouding is ‘wat moet je?’ en met mijn antwoord ‘Euh, ik heb reservado’ is het goed. Deur door, licht wordt aangeknipt en daar is dan de receptie. Iets zegt me dat dit niet het hoogseizoen is… Dit wordt nog eens versterkt door de ijzige kou die heerst op de slaapverdieping. Maar de verder bijzonder vriendelijke man weet het leed wat te verzachten door uit een andere kamer een tweede (!) verrijdbare radiator te toveren en die volle kracht aan te zetten. ‘Deze werkt net iets beter’. Dat het nog even duren kan voordat de kamer of ik opgewarmd zijn mag de pret niet drukken. Ik hoef nergens meer naartoe. Terug beneden vraag ik nog een pilsje en iets te eten. ‘Wil je een bocadillo met Jámon?’ Welja joh. Een Spaans ‘broodje ham’ is toch echt wat anders dan een Nederlandse. Hoewel de radiators hun uiterste best doen, hou ik de eerste paar uren nog maar even mijn thermokleding aan in bed.
Paarden en koeien
De volgende ochtend is de kamer opgewarmd tot menselijke temperaturen. Toch duurt het nog een poosje voordat ook de boiler doorheeft dat er gewerkt moet worden voor het douchewater. Beneden wachten een koffie en een cakeje uit cellofaan, buiten… wit. Het heeft gesneeuwd. ‘Weet je zeker dat je hier door wilt rijden?’ Ik moet wel. Dan volgt de slechtst Spaans gesproken conversatie, maar uiteindelijk weet ik toch kenbaar te maken dat ik onderweg ben naar huis. De tv die de hele tijd al aanstaat laat nog een weerkaart zien. Het vriest, dat wisten we al. Ik heb nu wél alle drie sets onderkleding aan en meer kan ik er niet aan doen. Lijf is goed geïsoleerd, tenen zijn sowieso koud en handen hebben elektrische hulp van de motor.
Als ik de ‘doorgaande’ bereik is de weg weer netjes schoon. Zie je nou wel. Dat gaat zo enkele kilometers door en opnieuw heb ik blijkbaar mijn pauzepunt strategisch gekozen, want het wordt direct supermooi, met een door dalen kronkelende weg. Het gaat alleen niet hard en dat vind ik wel een dingetje. Nog meerdere kilometers verder zie ik in de verte een oranje zwaailamp. Geen probleem, dat is een veeg/strooiwagen. Maar ik verlies ‘m uit het oog en als ik zo’n tien minuten later weer oog in oog kom met de zwaailamp, komt ie me tegemoet… Gelukkig blijkt het gewoon het eind van zijn wijk te zijn, maar met de motor door moeten rijden waar een strooiwagen omkeert is toch een dingetje.
Dit zie je niet vaak zo, 's zomersDe weg kronkelt verder en ik begin me toch voorzichtig af te vragen of dit wel een goed idee is als je haast hebt. Het is hier echt mooi en nog geen dag geleden heb ik zulke wegen gekruist met een brede smile. Ook bij minder dan supersonische snelheden is de Kawa een heerlijke machine. Já hij is zwaar, maar niet onhandelbaar. En je went er aan, net zoals je aan heel veel dingen wennen kunt. Hij doet me van tijd tot tijd nog wel denken aan bijvoorbeeld een VFR of ZZR. Waar de ZZR toch wel sportiever is, is de Z1000SX juist weer toeristischer. Dit is er zo supergoed tussen geplaatst. Voorlopig ben ik met dit superding nog steeds beneden peil aan het rijden. Ik kan zelfs met geen mogelijkheid de toegestane snelheid halen. Daar heb ik gister niet dat laatste stuk voor gereden. De weg is inmiddels wel vies en nattig aan het worden; het vriest hier tussen de bergen niet overal even hard en dat is te merken. De weg is nat en vies; niet goed voor mijn zelfvertrouwen. Zie ik daar nou een koe op de weg? Het blijkt de dapperste van de kudde te zijn, want om de hoek staat de rest. De kudde passeert, een paar kilometer verder zijn het ineens paarden. Dan schapen. En ik twijfel van tijd tot tijd of ik mijn voeten op de steuntjes moet houden of dat het niet beter is ze te laten zakken…. Het enige wat de Tomtom aangeeft is de afstand tot de volgende richtingsverandering. Dertig kilometer worden lopen langzaam af, om alleen maar te ontdekken dat ik in het volgende dorp ben aangekomen waar de teller opnieuw op vijfenveertig kilometer staat. Nog drie dorpjes later ben ik er klaar mee. Anderhalf tot twee uur verder en maar bizar weinig kilometer opgeschoten. Ik moet toch tanken, dan kan ik meteen de Tomtom instellen op ‘snelste weg’ en hopen.
Nee jongens, dit kan zo echt niet langer...
Eenmaal bij de beloofde pomp aangekomen, gebeurt er niks. Helm af, er komt al iemand aangelopen. ‘Joh, we zijn aan het bijvullen, dan kun je niet tanken. Duurt ongeveer een kwartiertje. Maar anders kun je wel doorrijden naar de volgende pomp, dat is ook een optie’. Ja maar waar is die pomp dan? En terwijl ik Tomtom raadpleeg om te zien wat de eerstvolgende op mijn route is en tegelijk mijn richting probeer te schatten, wordt al hulpvaardig uitgelegd wat waar is. ‘Als je die kant op rijdt is het ongeveer tien, elf kilometer. Die kant is veel verder en dan is er daar nog wel eentje, maar dat zou ik niet aanraden met de motor, dat is in de bergen. ‘Vriend…. daar kom ik dus net vandaan’ denk ik en kan een glimlach niet onderdrukken. Maar goed, in de tussentijd had ik de juiste al gevonden en vervolg mijn weg. Twaalf kilometer, benzine en een koffie verder maak ik nog een Facebook update en terwijl ik mijn jas weer aantrek, knik ik nog even naar de chauffeur van diezelfde pompwagen voordat de volgende etappe kan beginnen.
Juist ja... die moet in de was
Keerpunt
Wonderlijk genoeg blijkt deze tankstop net als die in Portugal een keerpunt; direct na het vervolgen van de route worden de wegen breder, rechter en vooral sneller. Met de vloeiende en overzichtelijke -en niet te vergeten droge en schone- wegen kan ik voordat ik aan het eindeloze werk begin eerst nog even genieten van datgene waar de SX het beste in is. Hier wordt ‘ie blij van. Nog enkele tientallen kilometers gaat het zo door, totdat de borden nog meer positief nieuws geven: ‘Francia’ en ‘San Sebastian’ staan al op de borden.
Twee gehad, twee te gaan. Als ik na de redelijk drukke grensovergang in rustiger vaarwater kom, geeft Tomtom aan dat de volgende instructie pas over 430 kilometer komt. Dat schiet tenminste op, maar zoals verwacht is het wel zo’n beetje het tegenovergestelde van vanmorgen. In de tussentijd had ik de vorige avond al begrepen dat Parijs flink getroffen was door een sneeuwstorm en ben daar ook voor gewaarschuwd. Nou zou ik pas mórgen op die hoogte zijn, maar hoe mooier ik er omheen kan rijden, hoe beter en dan kun je beter op tijd je route wijzigen. Dus bij de eerste kans die ik krijg stel ik de route eens bij om te zien hoeveel het zou schelen. Valt me uiteindelijk nog redelijk mee, ongeveer tweehonderd kilometer omrijden. Peanuts.
Je kunt zeggen van de Franse wegen wat je wilt, maar als je op wilt schieten is er nauwelijks een betere optie. Behalve dan de tolpoortjes; had ik me vooraf nog voorgesteld bij tankstops of tolpoortjes leuk de Launch control te kunnen gebruiken doe ik dat uiteindelijk toch maar niet. Hoewel ik een supercharger onder me heb, staat die nog steeds in tractiecontrole standje drie. En ik moet de motor overmorgen ook weer netjes teruggeven.
In z'n element: lang en snel reizen, eindeloos doorrijden... met de bochtige wegen als beloningHet gaat vlot. Behalve de verplichte stops voor benzine of tol kan ik telkens mooie etappes afleggen. Het landschap ziet er toch anders uit bij min vier dan bij plus veertig. In Frankrijk is het gewoon overál winter. Toch maak ik deze kilometers redelijk anoniem, een flink contrast met vanmorgen. Mijn gedachten leiden een eigen leven en ik vermaak me prima. Ik merk dat ik me meer focus op thuis komen, ik ben aan het aftellen. ‘Nog maar 1000 kilometer’, dan ‘tweeduizend kilometer gehaald’, dat werk.
Bedtijd
Het wordt vanzelf steeds iets later, tot opnieuw de schemer invalt. Zelfde tijd, dus ik zou nog wel een stuk door willen, maar ik twijfel. Het is een beetje snotterig en het verkeer gooit zo’n bekende lichte spray op die niet prettig is op het vizier. Sowieso is er meer verkeer. Ik kan dus ook weer niet het tempo maken dat ik graag zou willen, dus veel doorrijden zit er sowieso niet in. Weer een koffie en de apparatuur om de situatie in te schatten. Ik ben nog een dertigtal kilometer van Tours verwijderd en dat is wel een zodanig grote stad dat daar makkelijk hotels te vinden zijn. Ik hak de knoop door en zet nog even aan tot Tours en zoek daar een plekje.
Als ik de afslag neem zie ik dat ik opnieuw een goede keus gemaakt heb, de hele stad is gehuld in een witte deken, de wegen eveneens. Als ik de motor netjes onder een afdakje en in zicht van de bewakingscamera heb geparkeerd is het ook weer na negenen. Al sinds ik Frankrijk ben binnengereden speek ik meer met vriendelijke kassières en belangstellenden per stuk dan ik in heel Spanje in totaal gedaan heb. Nooitgedacht dat ik eens zó blij zou zijn om Frans te kunnen spreken. Ik vraag de dame van de receptie of zij al meer weet over de situatie rond Parijs, maar daar kan ze me niet echt mee helpen. Een alternatief is er wel, maar ‘dan moet je hélemaal om via Le Mans en Rouen, dat is echt vet om, dat doet niemand’. Laat dat nou net mijn plan zijn...
Einde dag twee. Net geen tweeduizend kilometer gehaald... geeft niet, klein stukje nog!
De volgende morgen hetzelfde. Weinig anders te doen dan douchen, direct de motorkleding aantrekken, koffers dicht en weer op de motor en karren. Het bekende Formule1 ontbijt met instant jus d’orange, automatenkoffie en een stokbroodje Nutella voedt en geeft me de kans om toch nog even de nieuwsberichten te checken. Op de tv zie ik een reporter die blijkbaar in de omgeving van Parijs nog steeds aangeeft hoe verschrikkelijk de situatie is door op een stukje ijs ergens op een parkeerplaats te staan. Ik weet genoeg, route Le Mans it is. Ik check nog even de Tomtom en sluit dan af. Aan het eind van de middag ben ik thuis.
Min acht, kraakhelder. Prachtig.Het weer kan haast niet beter. Vrieskou en heldere hemel betekent geen verrassingen. De wegen zijn schoon, droog en leeg. Hier wel. Toch kom ik snel nog een kleine tegenslag tegen… mist. Het landschap is licht glooiend, wat betekent dat in de ‘dalen’ nog wat mist blijft hangen rond deze tijd. Maar samen met de temperatuur betekent dat op een vizier dat ‘t aanvriest. Nou heb ik wel een wissertje op mijn handschoen, maar het vriest zo snel aan dat ik uiteindelijk continu aan het vegen ben. Dat werkt niet. Tussendoor loopt de weg natuurlijk ook over hogere delen waar het weer perfect zicht is, maar ik ben er toch niet echt blij mee. Uiteindelijk rij ik nog een aantal kilometers achter de achterlichten een taxi met een leuk tempo aan, maar als die de afslag neemt zal ik zelf door moeten rijden. Dan maar
een paar keer vaker stoppen bij een tankstation, dan kan ik m’n vizier steeds weer even wat beter schoonmaken. Ik ben nog net iets te vroeg denk ik. Als het nou net een graadje warmer zou zijn, En ik dacht nogwel dat het meeviel, van binnenuitzou de mist niet meer aanvriezen. Als de zon nou net iets herder door weet te prikken, lost het zelfs helemaal op. Het is net de verkeerde combinatie nu. Maar na de derde tussenstop worden mijn gebeden verhoord en gebeurt beide. Probleem opgelost.
Daarna is het probleemloos doorrijden. De cruise control gaat niet hoger dan 200, blijkbaar. Ook weer zoiets waar je anders niet achter komt. Opnieuw verbaas ik me over het gemak waarmee ‘rustig rijden’ toch weer 170, 180 of meer blijkt te zijn. De plaatsnamen worden steeds bekender, Lille staat er al, ik zie zelfs even Calais. Het wordt merkbaar drukker. Bij Lille verdrievoudigt de hoeveelheid vrachtverkeer en het duurt niet langer voordat het nog gezelliger wordt. Zeker iets met de grensovergang te maken… en alle wegen die van Frankrijk naar het noorden leiden. Daarna wordt het niet stiller, als ik de grens met België passeer wordt het alleen maar nog drukker. Ik ben duidelijk steeds dichter bij huis, het wordt weer ‘normaal. Opvallend hoe snel je dat niet meer gewend bent, na drie dagen nagenoeg uitgestorven wegen. Hoe dichter bij Antwerpen, hoe drukker het wordt totdat ik de standaardfile bij de Kennedytunnel bereik. Stapvoets tussen de file door, dat is alweer even geleden. Het is al even aftellen en als ik de Antwerpse ring verlaat ben ik aan het laatste uurtje begonnen. En wat ik vooraf zo’n puntje had gevonden om ‘als eerste met een Supercharged Kawasaki de Nederlandse grens over te rijden’, zo enorm nietszeggend is het eigenlijk als ik bij Hazeldonk weer terug in eigen land ben. De eindstand bij Kawasaki HQ in Hoofddorp. Even rekenen... zo'n 900 kilometer per dag, da's toch geen slechte score. Maar dit weekend doe ik even niet veel meerEigenlijk net als toen met de H2, dat dan weer wel. Ik sta er ook totaal niet bij stil, zo’n punt als van Portugal naar Spanje of van Spanje naar Frankrijk is het helemaal niet. Of ik ben eraan gewend, of ik ben gewoon al te vaak hier over de grens gekomen… ik denk het laatste.
Nog eens veertig minuten later parkeer ik de motor in de tuin. Thuis. Het is zelfs nog licht. Met een totaalscore van 2757,9 kilometers zit de trip er op. Klaar. Drie dagen onderweg, maar verhalen voor tien. Wat een tocht.. en wat is het goed gegaan. Wat had het eigenlijk nog veel slechter kunnen zijn. En ik heb eindelijk antwoord op de vraag: hoe goed is die motor nou eigenlijk? Het enige echte antwoord is: het kost wat, maar dan heb je ook écht wat. Voor een reis als dit. Ik zie hier ook ‘s zomers mensen mee de Alpen trotseren, alleen of met z’n tweeën. Lachend met een tempo ongekend voor een toermotor. De Stelvio? Misschien niet dé optimum omgeving voor het ding, maar nog prima te doen. Die marketingkreet is zo gek nog niet...
