Test: MV Agusta F4SR
Test: MV Agusta F4SR
| Inhoudsopgave |
|---|
| Test: MV Agusta F4SR |
| Miss Universe |
| Het innerlijk |
| Scheermes |
| Conclusie |
| Nakaarten |
| Vermogensbank |
| Technische gegevens |
Dat men bij Cagiva serieus bezig is met de revival van MV Agusta, dat wisten we al toen men in 1997 de F4 Oro lanceerde. Dat Tamburini zich hiermee voor de tweede maal onsterfelijk heeft gemaakt, ook daar zullen we het nu niet over hebben. Ook gaan we voorbij aan de exclusieve exoten, zoals de F4 Ago of de F4 SPR die men in het Italiaanse Schiranna wist te bouwen. En we gaan het al helemaal niet hebben over de F4 1000S, die afgelopen najaar in Milaan tijdens de ICMA voor het eerst aan de wereldpers werd voorgesteld.
Want naast dit geweld was er nog een nieuwtje te bespeuren binnen het gamma van de Italiaanse fabriek. De MV Agusta F4 SR. Natuurlijk, MV Agusta heeft deze motor al 5 jaar in productie onder de naam F4S of F4 1+1 (al naar gelang je alleen of met z'n tweeën wilt rijden), maar toch is deze motor in zijn geheel anders dan zijn voorganger. Terwijl, als we de persmap mogen geloven, de verschillen ten opzichte van het 2003 model maar marginaal zijn.
Sceptisch
Is er in de motorwereld, waar de pk oorlog weer in alle hevigheid lijkt te zijn losgebarsten, nog wel plaats voor een 750cc Superbike? Waar men ook in eigen huis inmiddels een 172 Pk sterke 1000cc op de markt heeft gezet. En waar verder alleen Suzuki nog volop vertrouwen heeft in de 750-klasse met een 156 (Ram-Air) pk sterke Superbike. Toen men de F4S lanceerde, was 125 Pk voor een 750cc nog iets om mee thuis te komen, maar anno 2004 lijk je niet mee te tellen als je niet minimaal 150 pk weet te produceren uit een 750cc Supersport. Wij waren dan ook meer dan sceptisch over deze Italiaanse schoonheid, want hoe je het ook wendt of keert, het blijven natuurlijk gewoon motoren en ze zullen dus als zodanig moeten worden beoordeeld. Iets wat niet meevalt als je het over het meest exclusieve en roemruchte motormerk ter wereld hebt.
Tekst: Ed Smits
Fotografie: Ed Smits / Stefan Meijer
