Interview: Marc Hoegee, Suzuki Grand Prix monteur
Interview: Marc Hoegee, Suzuki Grand Prix monteur
| Inhoudsopgave |
|---|
| Interview: Marc Hoegee, Suzuki Grand Prix monteur |
| Pagina 2 |
| Pagina 3 |
Van vrachtauto- tot GP-monteur
Al 14 jaar lang maakt een Nederlander deel uit van het Grand Prix circus en niet bepaald onverdienstelijk. Ooit begonnen als monteur bij Wilco Zeelenberg, is hij nu al 5jaar de monteur van Kenny Roberts bij Suzuki Racing Team waar hij aan het eind van dit seizoen een punt achter gaat zetten om zich te concentreren op zijn eigen bedrijf Hoegee Motortechniek. Zijn naam? Marc Hoegee. Marc Hoegee is 31-08-67 geboren in Dordrecht, maar woont al 30 jaar in Giessen, een klein dorpje onder Gorinchem in Noord Brabant. Hij is getrouwd met Anja, vader van dochter Nina en heeft een tweede kind op komst. Qua opleiding heeft hij LTS autotechniek gedaan, waarna hij ging werken als vrachtauto monteur bij een bedrijf waar ook Mar Schouten werkte. Deze was in contact gekomen met Wilco Zeelenberg, die in 1990 de beschikking kreeg over een NSR250 fabrieksracer. Samen met Mar is hij toen de uitdaging aangegaan om als monteur voor Wilco te gaan werken. Zijn eerste ervaring als monteur was tijdens de wintertesten in Japan, waar hij 3 weken samen met Wilco optrok. Mar was ziek en hij stond er dus helemaal alleen voor. Het was een klein team dat bestond uit 3 personen. Dit hield dat het werk veelomvattend was. Daarbij was het een typisch Nederlands team, hetgeen inhield dat geld dus altijd een issue was. Dat wil zeggen, het ontbreken ervan... In 1993 ging Wilco Zeelenberg voor Suzuki rijden en werd Alberto Puig aangetrokken als coureur.

In 1994 maakte Marc de overstap naar het 500cc Grand Prix team van Kenny Roberts Sr., waar hij het Modenas Project helemaal vanaf de grond mee heeft opgebouwd. Het was een gigantisch verschil met de tijd bij Wilco. Niet alleen was hij onderdeel van een team van 35 mensen (tijdens de races, daarbij komen nog de mensen die op de fabriek in Engeland werkten), maar ook beschikte het team nog eens over meer financiële middelen waardoor er budgettair ineens veel meer mogelijkheden waren. Op de tijd bij Kenny Roberts kijkt Marc met gemengde gevoelens terug. Het was een zeer ongestructureerd team, waarbij men wel wist wat het doel was (het bouwen van een winnende 500cc GP motor, red.), maar niet concreet wist hoe deze er dan uit moest komen te zien. In plaats van een goed uitgekiend project was het meer aanmodderen en maar zien waar het schip strand. Voordeel daarbij was dus dat Modenas beschikte over onbegrensde budgetten. Als monteur was het een ontzettend leerzame periode, juist omdat er zo weinig op papier stond. Hierdoor had hij erg veel inbreng over de layout van de motor en heeft daarbij veel geleerd van de fouten die daar werden
gemaakt.
Ben je monteur van een Honda, dan hoef je tijdens een raceweekend bijna niks te doen: a) Omdat je niks mag doen van Honda. b) Omdat je niks hoeft te doen aan een Honda. Bij Modenas kwam het toch veel meer op de inventiviteit van de monteurs aan en moesten er continu oplossingen worden verzonnen voor de problemen waarmee men werd geconfronteerd. Op de eerste tekeningen van de Modenas was al zichtbaar dat de carburateur het voorwiel zou raken. En dan moet er ook nog een airbox tussen. En de radiateur dan? Die moest dan maar onder het zitje, terwijl daar dus niks van op tekening stond.
Omdat hij steeds meer tegen deze ongeorganiseerde structuur binnen het team opzag, besloot hij na 4 jaar (in 1998, red.) het team te verlaten en is toen voor het 500cc Yamaha Racing Team met Simon Crafar gaan werken. In 1999 maakte dat team plaats voor het 500cc Suzuki Racing Team, waar hij tot op heden werkzaam is als monteur van Kenny Roberts Jr. Het allergrootste verschil met Modenas was de gestructureerdheid van het team. Japanners hebben een aparte manier van werken en Marc heeft in de loop der jaren erg goede contacten en veel krediet opgebouwd bij diverse sleutelfiguren.